Taxi-brousse crime op weg naar Miandrivazo

Gereserveerde plaats in de taxi-brousse

Het hotel komt over de brug met hun reservering voor de taxi-brousse, gelukkig. Ik heb de mooiste plaats namelijk de buitenste bijrijdersstoel met lekker veel ruimte voor mijn benen. Alleen is ‘t tweede pinksterdag en sta ik weliswaar met mijn goede gedrag op tijd klaar om te gaan, de rest van Antsirabe laat het afweten. Na een uur wachten vertrekken we om 8 uur met maar een paar man in de bus om langs het armoedige stukje Antsirabe, namelijk dat achter Sabotsky-markt, rondjes te rijden en vracht op te scharrelen. Het gaat snel EN ik krijg een fantastisch inkijkje in een stuk stad waar ik nooit in zou durven lopen: kinderen en kippen scharrelen in kapotte vodden op straat, tussen de bedrijvigheid en auto’s, fietsen, vrachtwagens. De kleren zijn per definitie vies, de kindertjes hebben overal viezigheid of korstjes, de straten zijn morsig maar niet smerig, gek genoeg. De mensen die klaar staan hebben zakken vol rijst, groente of zelfs kippen bij zich. Hier rondlopen zou voelen als een soort ramptoerisme, maar er toevallig doorkomen voelt anders en ook niet vervelend. Het duurt niet lang of de auto zit behoorlijk vol en we rijden weer omhoog richting Sabotsky en al gauw zijn we op weg. Dat viel me niet tegen… Maar dan…

Passagiers erin, passagiers eruit

De straten zijn overvol en de mensen die in de bus zitten en er nog steeds bij komen zijn arme boeren, die niet naar een volgende stad moeten maar overal in the middle of nowhere eruit of erbij in moeten. De hele rit naar Miandrivazo is een wirwar van zebu’s die langs de weg worden geleid, loslopend of voor de overvolle, hoog opgetastte karren, huifkarren, fietsers, een enkele motor, andere taxi-brousse. En dat vergemakkelijkt het rijden niet. Het vele stoppen en vracht oppakken en afhalen van het dak neemt ook veel tijd in beslag. Na een paar uur komen we aan in een stadje, volgens mij Betafo. Al van ver zie je ineens de weg zwart van de mensen: we koersen linea recta een markt op waar allerlei voertuigen vracht en passagiers inladen. Honderden kilo’s rijst, een aantal fietsen, manden met groenten, bagage in soorten en maten. Ik kijk verheerlijkt mijn ogen uit vanaf mijn luxe zetel voor in de bus. Middenin de chaos, maar hoog en droog op mijn stoel. Na een half uurtje zijn we hier klaar en gaan we verder. En verder. En we stoppen, laden op en af, stoppen en laden op en af. Achterin worden er dubbele hoeveelheden mensen in de bus gepropt, en voor de voorste bank worden mensen staand erbij in gepropt. De deuren achterin gaan open en daar wordt een hele rij jongens gepoot. Overvol is een understatement! Na een lange, zware, bloedhete 9 uur komen we uiteindelijk aan in Miandrivazo. Over understatements gesproken: geen drol te doen is een lieflijke omschrijving. Het is een armoedig gat waar echt niets te beleven is, waar ik ineens mijn voorzichtigheid met eten moet laten varen want anders krijg ik erg veel honger. Er staan alleen rammelende hutjes en verkrotte huisjes langs de hoofdstraat, de enige straat. Hier had ik geen hotel, en dat was een gok. Maar nadat de NL-se Judith en haar man me in Residence verzekerden dat Arc en Ciel een heel schappelijk hotel was, had ik besloten ook niet meer moeite te doen in het erg dure Princesse Tsiribinia iets te regelen.

Miandrivazo

En ‘t klopt. Op de enorme kakkerlak ter grootte van een kinderhand na die eenmalig tevoorschijn komt (en waarschijnlijk wegblijft omdat ik ‘m met een anderhalve literfles te lijf ga) is de kamer hartstikke fijn. En dat voor minder dan 9 euro: een eigen badkamer en schone handdoek en een fan. Helemaal prima.

Meteen word ik hier benaderd door Jacques, een gids die zichzelf aanbiedt. Als ik zeg dat ik ‘m later wel bel, laat ie zich niet afschrikken en loopt mee op mijn wandelingetje door dit droevige dorp. Hij heeft mijn aandacht als hij aangeeft dat hij kan regelen dat ik met een 4×4 mee kan die hun vracht hier in Miandrivazo achterlaten voor de boottrips downriver.

Downtown Miandrivazo

Hij leidt me door de echt heel erg trieste markt, langs de verpauperde wijk aan de waterkant, waar varkens in de tuin zitten (maar helemaal niet stinken), waar kippen rondscharrelen en hij iedereen lijkt te kennen. Hij laat me zien waar de pirogues vertrekken. Vrouwen zitten aan de waterkant de was te doen en zeggen vriendelijk: bonjour. Waar in het binnenland de was eigenlijk altijd gedroogd wordt gedrapeerd over struiken of hekken, ligt hier het schone wasgoed op het zandstrand te drogen. Lijkt me ook niet lekker, je beddengoed gedroogd op zand. Maar tja…

De visjes hier zijn klein en veelal gedroogd, of zitten onder de vliegen. De kraampjes zijn klein en verzakt, de vrouwen zitten met een paar visjes of met wat fruit, maar variaties is er niet echt: bananen of citrusvruchten. Het vlees ziet er erger dan onsmakelijk uit. Maar ik merk dat ik inmiddels goed geacclimatiseerd ben. Godzijdank! Overal langs de straat staan kraampjes. De meeste verkopen gefrituurde deegballetjes in soorten en maten. Daar ben ik dan nog niet aan toe, denk ik. De muren zijn allemaal zwart uitgeslagen en vet, of verschimmeld door water of wat dan ook. De dag erna zal Jacques me vertellen dat voor alles dat gekookt wordt, er rivierwater wordt gebruikt, omdat de centrale waterkraan maar een paar uur per dag water geeft. Stapels, echt stapels gele jerrycans staan te wachten tot het zover is. Bereik van de mobiele is hier niet eens, ondanks de tientallen kraampjes voor mobiele abonnementen (of voor microkredieten for that matter).

Brown-outs

In dit dorp gaat de stroom er af tussen 7 en 8 ‘s avonds (als het net donker is, thank you very much) en tussen 5 en 8 uur ‘s ochtends. En dan ook het water en ook het mobiele netwerk. Wifi kent het hotel niet.

Als Jacques me terug de hoofdweg op heeft gebracht neemt hij een pousse-pousse naar huis en ik loop langzaam terug, de omgeving in me opnemend. Morgenvroeg voor 7 uur haalt Jacques me op zodat we op tijd met de boottrip kunnen beginnen, voor de zon te warm wordt.

Geslachte varkens in de pousse-pousse, zebu op de handkar

Als ik de volgende ochtend gedoucht ben, gelukkig voor het water er af ging, en fris en fruitig klaar zit langs de straat, trekt een bizar spektakel voorbij. Op houten karren met een voorwiel en twee achter, geduwd door meerdere mannen, worden geslachte zebu voorbij geduwd, de heuvel op. Varkens, netjes door midden gekliefd, worden op een stuk zeil gewoon in een cyclo vervoerd. En niet eentje, nee een hele colonne van geslacht vee trekt voorbij. De poten en snuiten steken over de randen heen.