Vanochtend was het vroeg wakker worden. De bestemming was dit keer Dilijan, volgens de LP-gids zo’n 2 uur met de minibus en volgens de receptioniste met slecht weer misschien wel 2,5 uur. Dus… goed voorbereid als altijd had ik de fleecedeken in de backpack, een waxinelichtje en aansteker en natuurlijk de regenponcho. Want je weet maar nooit of je echt in de rimboe zit en of je marschroetka dan niet de geest geeft.
In 45 minuten tufte ik met de lokale bus #259 richting Hyusisayin Avtokayan (Northern Busstation). De marschroetka zou om 9 uur gaan dus ik blij dat we om 2 minuten voor 9 aankwamen. Meteen in de minibus… tot ik bedacht dat ik geen ontbijt had gehad. Dus snel wat te drinken en wat droge broodjes gehaald bij een winkeltje dat net open ging. En toen wachten, wachten… om 10.10 was de minibus redelijk gevuld en vertrokken we. Het uitzicht is in het begin erg lelijk: oude fabrieken, vuilnisbelt etc. Buiten de stad wordt het iets beter. Tot aan Sevan had ik dit natuurlijk al gezien. Maar eenmaal bij Sevan was ‘t uitzicht over het meer erg mooi. Ook hier staan langs de weg de oude, vervallen huizen en trailers afgeplakt met plastic en met allerlei troep om de deur, terwijl rook uit de schoorstenen kringelt.
Langs de hele weg staan op schijnbaar willekeurige plekken grote Sovjetbeelden, sculpturen of ander lelijks. Meestal met vlam, sikkel of gegroepeerde handen. Wie wordt daar nou vrolijk van?
Na Sevan wordt de weg steiler en bochtiger en de bergen hoger en besneeuwder. Een schitterend mooi uitzicht, hier en daar onderbroken door oude fabrieken en machines van steengroeven die staan te verroesten. Oude landbouwmachines en bussen die niets meer doen, behalve roest vergaren. Ook bij de huizen roest alles wat maar roesten kan. Hier en daar hangt de was buiten op de lijnen, en meer rook als teken van leven in de armoedige, sjofele huizen.
Binnen 1 uur en 20 minuten kom ik aan in Dilijan, waar je op de rotonde onderaan het dorp gedropt wordt. Een oude dame probeert me te helpen als ik even om me heen kijk om me te oriënteren. En voor ik het weet sta ik te onderhandelen met een taxichauffeur die zij geroepen heeft om me naar de twee kerken Haghartsin (zo’n 10 km weg) en Goshavank (zo’n 23 km) te brengen.
Als ik instap, slaat me de alcohollucht tegemoet. Shit! Heb ik dat weer!! Maar voor ik me kan bedenken zijn we al op weg… een stukje snelweg nog en dan bochtige bergwegen die vanuit de vallei omhoog kronkelen langs beboste en besneeuwde bergwanden. Hier en daar zie je een koe of schaap bij een huis, maar vaker nog paarden. Kleine moestuintjes liggen naast de krotterige huizen, mais droogt op de veranda’s en ook hier wapperen de kleren aan de waslijnen, ondanks de bijna vrieskou.
Het laatste stukje is er geen mens meer te bekennen. En opeens doemt daar de Haghartsin-kerk op, bestaand uit 3 kerkjes die net als alle andere mooi onderhouden zijn en er pittoresk uitzien, zeker op zo’n mooie locatie. De conciërge komt tevoorschijn om de kerk open te doen maar veel is er hier niet te zien. Kerken in Armenië worden niet versierd, omdat dat afleidt van het geloof. Ik stap de andere, niet afgesloten kerkjes ook nog even in.
Als ik terugkom bij de taxi, heeft de chauffeur de achterklep open en hangt er een mat naar buiten. Als ik de chauffeur erop wijs voor ik instap (de motor draait al) schrikt hij en vertelt met handen en voeten dat er een fles sterke drank achterin de auto is leeggelopen. Pfewie, dus hij is in ieder geval niet dronken! Als compensatie steekt hij een sigaret op en zet keiharde Armeense popmuziek op. Hoort erbij, denk ik dan maar 🙂
Na een flinke rit weer helemaal terug naar de snelweg en het zo’n 20 km verder gelegen Goshavank bereiken we eindelijk het dorp Gosh. Hier krijg ik een echt stukje platteland te zien! Op de balkons van huizen of op de stoepen zie ik veel vrouwen met gebloemde jurken over broeken, dikke lagen over elkaar. Precies zoals ik me de eerste Turkse immigranten of Roemeense vrouwen voorstel. Net boven het dorpje (dat zo mogelijk nog armoediger is dan alles wat ik tot nu toe gezien heb) staat een oude kerk. Minder goed onderhouden en minder mooi dan de vorige. Ook binnen is weinig te zien. De conciërge opent een ‘museumpje’ voor me: te zielig en gênant voor woorden: wat oude gereedschappen zoals een strijkijzer, een oude koffiepot, wat landbouwgereedschappen en wat nieuwe houten gereedschappen. Voor de sier kijk ik even wat rond, hahaha. Wat moet ik daar nou mee?
Wel schiet ik hier mooie plaatjes van de omgeving en de chauffeur vindt dat ik ook op de foto moet voor de kerk, ahum. Vooruit dan maar.
Als ik aangeef wel terug te willen naar Dilijan maakt hij een kruis met zijn armen: iets als: afgelopen? Met veel vraagtekens. Hij zal wel denken: makkelijk verdiend! Maar tja, het is winter, alles is gesloten en dit dorp is wel erg mistroostig. Hoewel rondkijken natuurlijk altijd leuk is, kan het ook gênant worden bij zo’n armoede. Tenminste, zo voelt het voor mij.
In hoog tempo scheuren we terug naar Dilijan. Langs de hoge bergen, bochtige wegen af. Parallel aan het stroompje dat door de vallei kabbelt. De weinige mensen die je op straat ziet, wachten op een marschroetka of lopen naar hun bestemming.
Terug in Dilijan krijg ik zonder problemen mijn 2.000 dram wisselgeld, weliswaar wel gewisseld bij een winkel, want niemand heeft hier ooit geld op zak. Het dorp Dilijan in is een flinke klim. Ik dool wat rond maar dit ‘Zwitserland van Armenië’ trekt niet echt publiek in de wintermaanden en ook hier is veel gesloten. In het oudste, mooiste straatje (volledig gerestaureerd en getuige de mogelijkheid van betalen met creditcards is dat door Amerikanen betaald) zijn twee winkeltjes open. Souvenirs waar je niets mee kunt, haha. Het dure restaurant is ook open, dus ik ga naar binnen. Na een minuut of 10 valt het licht uit, net als ik naar het toilet wil. Dus uiteindelijk waxinelichtje mee want ik moet inmiddels best nodig, haha.
Na erg lang wachten komt het kleine stukje ‘lasagna’ van deeg, Armeense kaas en spinazie. Het is erg lekker maar wel erg klein gezien de prijs. Met 2 glaasjes verse rozenbottelsap kan ik er wel weer tegen tot Yerevan.
Als ik weer op de rotonde kom, kan ik zo de marschroetka in en binnen een minuut of twee vertrekken we. En alweer zitten er een paar flinke stinkerds bij. Gezien de geur een incontinente oude oma met flink veel goud in haar mond. Ook moet er iemand met een zak vers geslacht vlees zitten, zo te ruiken. En dan natuurlijk de BO van zwetende lichamen in dikke winterjassen of zelfs bontjassen, terwijl de verwarming zo hoog staat dat mijn luchtwegen verschroeid beginnen aan te voelen. Waarschijnlijk doe ik zelf mee: maaltijden met veel ui en knoflook (behalve de sushi natuurlijk), mijn jas stinkt een uur in de wind naar vet en mijn haar stinkt elke avond naar rook van houtkachels, brandend vuilnis of de alom aanwezige sigaretten. Ieuw!
Als na 20 minuten wachten langs de kant van de snelweg bij het busstation nog niet de goede bus langs is gekomen, wandel ik naar een taxi en laat me in 15 minuten naar de hostel brengen. Een ritje dat meer kost dan de 2 euro voor de rit naar Dilijan.
‘s Avonds ga ik maar weer het sjieke gedeelte van de stad in en bij Square One, een Amerikaans eethuis, eet ik een dikke hamburger met lekkere frietjes en een Banana Mama shake. Een toetje past er niet meer bij!
Weer een productief dagje. Nu lekker naar de kamer en wat tv-programma’s kijken op mijn telefoon, hahaha.