Als ik aankom bij de Quai des Belges in de Vieux Port, hangt er een rozegouden gloed over de stad van de eerste zonnestralen die doorbreken. Ook hier zijn ze nog aan ‘t opbouwen en halen vissers hun waren uit roestende oude bestelwagens. De vis komt een heel eind verderop aan wal, maar dat is natuurlijk niet esthetisch verantwoord, in de mooie oude haven met honderden, misschien wel duizenden, plezierjachtjes en plezierbootjes.
Gele en zalmroze gebouwen steken boven de stad uit: links de Notre Dame de la Garde hoog op een heuvel, twee forten bewaken de ingang van de haven en oude kerken laten hier en daar hun torens boven de huizen zien. De mooiste oude kerk is de Cathédrale de la Major, die zo vroeg op de ochtend achter een groot leeg plein ligt. Mooie pleinen met knoestige vergrijsde bomen geven de stad cachet, hier is weinig ruimte voor de verpaupering die je elders ziet. Het MuCEM zet de toon: in het complex wordt het Fort St. Jean door twee lange loopbruggen verbonden aan het MuCEM. De metalen schil die architect Rudy Riciotti om het gebouw heeft gelegd is prachtig, indrukwekkend, super! Alleen maar superlatieven! De loopbruggen zijn doodeng, zo hoog boven het verkeer. Maar daar ben je ook nog wel een keer overheen, haha.
Ik loop langs de wijk Le Panier door naar het noordelijker gelegen metrostation Joliette. onder de kathedraal zitten de foodhallen van Marseille, aptly named Les Halles. Het ziet er aantrekkelijk uit, maar op dit tijdstip is er natuurlijk geen kip. Na een uur op pad is mijn hele planning al verschoven, maar het Musée d’Art Contemporaine (MAC) ligt ver buiten de stad en met metro en bus doe je er 40 minuten over. Dus ik moet verder!
Het MAC heeft een Jean-Michel Basquiat (wow!!) en een zwarte nana van Niki de St Phalle, dus voor mij de trek er naartoe waard. Het blijkt een bijzonder raar museum te zijn waar ik de eerste bezoeker ben. De suppoosten zuchten dat ze bij de eerste bezoeker meteen om 10 uur in de benen moeten en de lampen moeten nog worden aangedaan. Een hyperenthousiaste suppoost laat zich door mijn gebrekkige begrip van het Frans niet weerhouden te vertellen hoe Klein een blauwgeschilderde naakte vrouw op doek heeft laten rondrollen. Veel meer is er niet van mijn gading dus het bezoek is kort. Ik wil een stukje verder langs de kust de watertaxi pakken. De eerste persoon die ik de weg vraag, vertelt me al dat die in de winter niet gaat (bedankt, website!). Maar één mening vind ik geen mening, dus ik vraag een mevrouw. Zij vertelt me dat ik ook een mooi stuk langs de kust kan lopen en dan met een bus verder langs de kust kan. Prima! Langs mooie mediterrane, afbrokkelende huizen loop ik door woonwijken richting kust. Het haventje van Pointe Rouge is mooi: een klein zandstrandje, stralende zon, kinderen die zeilles krijgen, surfers en zelfs een zwemmer hier en daar. Op het zandstrandje eet ik een hapje en geniet van de wind door mijn haren en de zon op mijn neus! Genieten!
Met de metro kom ik aan het begin van de middag aan bij Estrangin – Préfecture. Dit is de duurdere wijk: de exclusieve merken zijn hier goed vertegenwoordigd. In de Rue de Paradis kan ik de verleiding niet weerstaan en doe me bij Palais des thés tegoed aan wat varianten Hammam-thee. Duur maar ‘t wel waard!
Het Musée Cantini is al net zo bijzonder als ‘t MAC. Wel hebben ze detectiepoortjes. Als deze afgaan als een gek door fotocamera, tablet en telefoon kijkt niemand op of om. De ‘garderobe’ bestaat uit het afgeven van je spul bij de kaartjesverkoop en een duidelijke bewegwijzering ontbreekt. De vaste collectie bestaat vooral uit enkele werken van bijvoorbeeld Dufy, Dubuffet, Leger, Derain, Masson, Arp, Picasso en nieuw voor mij, Victory Brauner waar meerdere werken van hangen. De Masson-expositie is interessanter dan verwacht, dus ik ben tevreden.
Tijd om naar de Notre Dame de La Garde te gaan. De bus zit overvol. Op een zonnige zaterdag ben ik niet de enige die hier naartoe wil. Door steile smalle weggetjes, waar regelmatig een auto of de bus zelfs in de achteruit moet, tuffen we omhoog de berg op. De uitzichten zijn schitterend! Ik voer in gebrekkig Frans een gesprekje, vergetend dat Nederland Pays-Bas is, in ‘t Frans.
De vergezichten over de enorme stad vanaf de kerk zijn alleen maar spectaculair te noemen. Wow, wow, wow! Aan het einde van de middag geeft de zon (alweer) een rozegouden gloed aan de stad. 360 graden uitzicht, over het blauwgroene water, de Iles du Frioul en Chateau D’If, twee eilandengroepjes voor de kust en de uitgestrekte stad aan de andere kant. Maar ook de kerk zelf is mooi. Erg mooi. Met fraai bewerkte plafonds, veel licht en een mooi onderhouden buitenkant. En ondanks de grote aantallen mensen heeft het een plezierige rust, op de krijsende meeuwen na, die alom tegenwoordig lijken te zijn.
Als ik terugga naar ‘t hotel om even bij te komen, zie ik een leuk Tunesisch tentje. Daar eet ik een uurtje of wat later een couscous met merguez, om te constateren dat de merguez hier bijzonder lekker is, maar dat couscous nog steeds niet in mijn lijstje van favorieten staat.
Na een bomvolle eerste dag ben ik helemaal blij: wat een geweldig leuke, vriendelijke en mooi plek!