Ik ben speciaal naar Akhaltiskhe gekomen om naar Vardzia te gaan, een grottenstad met een kerk met bijzondere fresco’s. En vanochtend stond, zoals afgesproken, een taxi op me te wachten. Een oude man met een redelijk nieuwe Jetta. Hij sprak letterlijk geen woord anders dan Georgisch, dus de communicatie is vandaag weer een uitdaging 🙂 Zelfs mijn uitspraak van Vardzia (een van de makkelijkere woorden) snapte hij niet!
Klokslag acht uur reden we weg, nadat ik een ontbijtje van gekookte eitjes en een bolletje met jam had weggewerkt. Wat ik ook zei: er kwam een half pakje boter bij, tig plakken kaas en noem maar op. Gastvrij zijn ze hier wel, want het ontbijt is gratis bij mijn kamer van 12 euro per nacht, haha.
Meteen buiten Akhaltsikhe kom je langs een standbeeld van Rustavi, in the middle of nowhere. De natuur is hier overweldigend mooi, zelfs op een wat bewolkte dag en in het schrale licht van de vroege ochtend. Waar ik eerder deze vakantie nog blij werd van koeien en schapen op de bergen, zijn het er nu zoveel dat ik er amper nog van op kijk… Op deze rit zitten we tientallen keren achter koeien en hun herder. En beide lopen geen stapje harder door aan aandenderende auto.
Mijn chauffeur is dan oud, hij rijdt als een stoere jonge kerel: met 80 km per uur in blinde bochten inhalen, in bochten waar 30 km per uur wordt geadviseerd rijdt hij stug een kleine 100 km per uur. Ravijnen en de Mkvari-rivier liggen pal naast de weg, doorgetrokken strepen zijn precies dat: strepen, geen verkeersrichtlijnen joh!
Ik kijk mijn ogen uit, de bergen zijn de ene keer ruwe bonken, dan lijken ze overspannen met beige fluweel, andere keren zijn ze gelaagd door de terrassenbouw, dan weer groen of geel door de mineralen in de grond. Hier en daar steken hoge bomen, cipressen, uit het landschap omhoog, dan weer grazen koeien tegen hoge steile wanden. Prachtig dus, maar zelfs dat went stiekem best gauw! \
Al gauw komen we bij de eerste halte Khertvisi: zo opeens staan we onder een enorm vervallen fort. Met wat handbewegingen word ik de auto uitgewieberd en de berg opgestuurd. Met handen en voeten… letterlijk. Als ik op een bord wil kijken, komt er een hard piepende hond op me af. De honden hier, gek genoeg, zijn allemaal enorm! Hoog op de poten, er zijn soorten te herkennen (niet de eenheidsworst van Azië). Deze hond gaat naast me op de grond liggen piepen, dus ik kriebel ‘m onder z’n kin. FOUT… hij springt op en klemt zich om mijn been. Iewk! Ik duw ‘m weg maar hij komt zo terug. Tot de chauffeur een brul geeft.
Gauw de berg op naar ‘t fort. Losse keien en enorme hoeveelheden koeienpoep. Niet verwonderlijk, want met zoveel koeien kan het ook niet anders! Overal zie je dan ook enorme hooistapels, old-school piramidevormig of iets minder old-school als balen opgestapeld tot piramides. Niet de mooie stapeltjes van het noord-oosten van Georgië.
Ik stuit meteen op twee schurftige kalfjes. Als ik bij ze in de buurt kom, hobbelen ze naar me toe over de brokken en keien. Als ik mijn camera trek, komt eentje eraan sprinten en begint mijn hand te likken. Pas maar op, voor je ‘t weet ligt dat ding op mijn bord. Overal kun je hier namelijk koeientong bestellen 🙂
De kalfjes sjokken lief achter me aan, terwijl ik hijgend en puffend de berg op klim. Ik laat ze achter als ik over een stapel keien het fort binnen ga. Het fort is van binnen nog indrukwekkender dan van onderaan de straat. Cool! Niemand te bekennen behalve ik. Halsbrekende toeren later sta ik binnen. Er valt weinig te zien, behalve stenen en nog eens stenen, doorgangen en halve ruimtes. Vervallen ruimtes.
Verder naar Vadzia dus. Vanaf de straat zie je de grotten van Tmogvi. Omdat ik mezelf ken (korte attention span, zeker bij herhaling) sla ik deze over. Maar vanaf de weg zijn ze indrukwekkend. Hele wanden vol met vierkante gaten, hoe men er komt/kwam, is de vraag. Doodeng!
En dan komen we, een half uur vóór openingstijd, bij Vardzia. Het eerste stuk kun je met een busje omhoog, de rest is klimmen. Ook hier zijn de rotswanden bezaaid met openingen van de grotten. Honderden! Hijgend en puffend (want steil!!!) dool ik rond. De Church of Assumption zit nog dicht, maar de fresco’s buiten blijken tien keer mooier dan de kerk, als deze voor een klein groepje Japanners even later geopend wordt.
De honderden grotten zijn via gangenstelsels met elkaar verbonden, soms met openingen zo laag dat ik er op mijn knieën door zou moeten. Wat ik niet doe, doei… je zult maar verdwalen. Het schijnt dat door aardbevingen de façades van de grotten gevallen zijn. Hoe dan ook, vreselijk indrukwekkend dat zoveel eeuwen geleden hier mensen woonden, toen waren die metalen trappen en leuningen er niet en ik vond het nu al eng, haha.
De wandeling naar beneden gaat snel, ik bestel in het restaurantje een lobiani (brood gevuld met bruine bonen), wat ongeveer net zo smaakt als het klinkt: brood met bruine bonen…
Je moet er wat voor doen om hier te komen, maar het is dan ook erg de moeite waard. Misschien maar goed dat ik David Gareja niet gezien heb, want dan viel het misschien wel tegen!
Onderweg terug stoppen we op diverse punten, gewoon pontificaal op de weg waar iedereen scheurt als maniakken, om gewezen te worden op kerken hoog tegen bergwanden. Als je goed kijkt, zie je gemetselde muren er naartoe. Of om bijzondere vergezichten te fotograferen, die met het fletse licht niet tot hun recht komen op de foto. Weer een heel bijzondere trip dus.