Het was even afwachten of ik niet total loss was na mijn trip naar Hong Kong, maar ondanks een slapeloze nacht in het vliegtuig ben ik behoorlijk fit als ik op de luchthaven aankom. Ik wissel wat contant geld in een automaat, koop een Octopuscard voor het openbaar vervoer en voor kleine aankopen in winkels en zoek de bus op richting Tung Chung Cable Car terminal. En dat gaat vlekkeloos. Als een jongen me met de koffer ziet, neemt hij me mee naar de baggage storage waar hij werkt en voor een kleine 10 euro kom ik de dag door zonder gezeul met die bagage.
Bij het loket staat geen kip, dus voor ik het weet zit ik in de kabelbaan die me zo’n 6 km lang over de bergen en de haven naar de Tian Tan Buddha brengt. Het uitzicht is geweldig, helemaal als je richting einde van de kabelbaan al van verre de boeddha boven het groen uit ziet steken.
Het is een grote commerciële opzet, maar omdat er nog weinig mensen zijn, valt het me niet tegen. Er zitten allemaal schone hippe restaurantjes en winkeltjes, de boom om wensen te doen valt er een beetje bij in het niet. Wel is ‘t verschil met mijn eerste bezoek bizar te noemen. In een winkeltje scoor ik meteen een bedeltje dat ik graag wilde hebben… Nice!
Het plein met de grote bogen voor het Po Lin klooster staat al wel vol met mensen, de zon komt er flink door en het is hier schitterend. Ik klim de 268 treden naar de grote zittende bronzen boeddha puffend en steunend in de warmte omhoog. Het uitzicht is prachtig en met zo weinig mensen bij de boeddha schiet ik mooie plaatjes. Leuk, leuk, leuk! Na er flinke tijd doorgebracht te hebben, net uit het zonnetje, en binnen wat rondgekeken te hebben, daal ik de trap weer af en eet bij het vegetarische kloosterrestaurant een snack van gelatinous rice cakes, eentje met lotus en eentje met lotus/taro, een roerbak-noedels en wat te drinken.
Daarna dool ik rond bij de tempel, die in niets meer lijkt op die van mijn eerste bezoek. Nieuw in de verf, met de oude tempel erachter gewikkeld in doeken en restauratiematerialen. En om de middag af te sluiten, loop ik de wandelroute naar het Wisdom Path, waar tientallen houten pilaren met teksten in de vorm van een oneindigheidsteken tegen de berg staan. Het is rustig in het warme bos, met mooie uitzichten op de berg erachter. De klim van het Wisdom Path doet me bijna het loodje leggen, zo warm is het in de stralende zon en zo steil is het pad. Pfff.
Helemaal crispy verbrand loop ik terug door het NP360-dorp, waar het inmiddels beredruk is. Ik heb geluk gehad, op deze zondag!
Omdat ik nog fit genoeg ben, voer ik het laatste deel van mijn planning uit: met de bus naar Wui Mo om van daar met de ferry naar Hongkong Central te varen. De koffer haal ik uit de opslag, ik zoek de bus op die nog geen 3 minuten later vertrekt en die me perfect bij de ferry en de naastgelegen cooked food markt afzet. Ook de ferry vertrekt vrij snel (binnen het half uur) en vaart in een klein uur langs grote en kleine, moderne en ouderwetse schepen en vissersbootjes. Erg mooi. De warmte en het lange wakker zijn beginnen op te spelen en ik heb moeite de ogen open te houden.
Maar dan kom ik aan in Hong Kong Central, terwijl ik natuurlijk in Tsim Sha Tsui zit. Ik had gepland met de metro te gaan, maar gelukkig adviseert een man die ik naar de metrohalte vraag, me met de ferry te gaan. De metro is teveel omwegen, zegt hij. (Een dag later kom ik er achter dat dat de understatement van de dag is).
Dus ga ik met de Star Ferry naar de overkant (de Octopuscard is al bijna versleten, zoveel heb ik ‘m al gebruikt, haha). Een mannetje van het station zegt: 1 halte met bus 1,2,5,6,8… en inderdaad, een minuut of twee later stap ik voor de gribus van Chungking Mansion uit.
Omdat Chungking ook wel de slum van Hongkong genoemd wordt, heb ik lage verwachtingen en dat wordt nog minder als ik zie waar ik terechtkom. Let wel: iedereen is hulpvaardig genoeg, maar het is hier Little India, met dezelfde mate van hygiëne als in India, overal eetkraampjes en mobiele telefoonwinkeltjes, geschreeuw en viezigheid. Dan moet ik ook nog als enige in een lift vol mannen… hummm. Maar, mijn hotel is lekker schoon en ze zijn er aardig. Mijn 1 pk is nog niet vrij, dus kan ik zolang in een 2p kamer. En als ik die al klein vond…
De bedden staan hier overal hoog, zodat je de koffer eronder kan leggen. Want mijn bed is de kamer, de kamer is mijn bed. En een badkamer van 1,5 vierkante meter. Precies zoals ik geboekt had. Maar schoon dus, met lekkere frisse handdoeken en heet en koud water (voor thee of je flesje vullen) op de gang. Fijn! En super centraal.
Na me gesetteld te hebben in mijn kamer ga ik weer op pad. Op zoek naar wat eten. Ik ben er achter dat Hongkong behoorlijk duur is geworden, helemaal als je naar iets ‘leuks’ gaat. Maar ik kom natuurlijk niet voor Starbucks of luxe restaurants… Dus ga ik naar Temple Street market, lopend over Nathan Street, tussen de grote luxe merken en oneindig veel juweliers. Wat een glitter, terwijl je een straatje erachter al in het ‘echte’ leven terecht komt. Op Temple Street zie ik iets wat er leuk uitziet, maar als ik in de pannen kijk walmt de geur van pens me tegemoet. Niet de schone pens die ik laatst bij de Chinees in Amsterdam at, maar vieze, ranzig ruikende pens en grote flabberende stukken. Blegh. Ik koop van schrik maar 3 thee-eieren, dan heb ik tenminste iets te eten (want lekker). Ook neem ik iets verderop een glas vers gepeste wortel/water chestnut sap. Niet zo’n succes, om eerlijk te zijn. Ook niet vies, maar zeker niet lekker!
Uiteindelijk kom ik bij een hole-in-the-wall restaurantje terecht, bij allemaal wildvreemden aan tafel. Een man en vrouw hebben meelij met me, als de plastic eetstokjes telkens langs de garnalendumplings in mijn noedelsoep schieten, maar ik hou vol. Hier doe ik het voor, geweldig.
En helemaal happy kom ik terug op mijn kamer, waar ik met een glas hete thee de dag nog eens doorloop! Een fantastische eerste dag… en dan val ik in een twaalf uur durende slaap zo diep, dat ik pas om half 10 de volgende ochtend wakker schrik!