Via de eigenaar van de homestay (guesthouse, hoe je het noemen wilt) stap ik in een taxi naar Envoy travels. In Yerevan deed ik ooit eens een erg leuke trip met hen en de dingen die ik rond Tbilisi wil zien, zijn niet zo te organiseren dat alles past, behalve dus met een georganiseerde trip. In de week voor vertrek lieten ze me al weten dat er geen groep was, dus regelden ze een privéchauffeur voor me voor 12 euro meer. Prima!
Iets na half 9 vertrok ik met een stille jonge chauffeur, Gabriel, richting de supermooie Jvari-kerk, het heiligste der heiligen in Georgië. We scheurden de stad uit (werkelijk niemand rijdt hier normaal), langs architectonische hoogstandjes tussen eeuwenoude gebouwen en Sovjet-monsterlijke gebouwen. Brede wegen, hoge snelheden, links en rechts inhalend.
Het duurde niet lang of het schitterende Jvari-complex kwam in zicht. Hoog op een berg gelegen, prachtig en bijna majestueus! Ware het niet dat het idyllische plaatje enigszins verstoord wordt door bussenvol, echt BUSSENVOL, toeristen. Georgisch vooral, en Russisch, dus qua taal niet storend (want sort of local). Maar die bussenvol mensen dolen allemaal rond, dat wel. En toch was het supermooi! Een plaatje hier of daar zonder mensen, een rustig hoekje volgekrast door de misplaatste behoefte je naam achter te laten op eeuwenoude gebouwen. Dat is een lokale hobby, lijkt het wel. Met mooie uitzichten rondom. Een paar klokken aan een ijzeren bouwwerkje, een stralend zonnetje, wat wil ik nog meer. Wat geweldig!
Gabriel loopt eerst nog met me mee, om me dingen te laten zien maar wacht uiteindelijk op een muurtje op me.
Als ik uitgekeken ben, stappen we weer in de auto richting het eronder gelegen Mtskheta. Onuitspreekbare namen hier, ik krijg het niet voor elkaar 🙂
In het dorpje Mtskheta ligt de Svetitskhoveli-kerk te midden van toeristische winkeltjes en restaurantjes. Een gezellig geheel en zo vroeg op de ochtend nog erg rustig. De kerk is ook nog niet erg druk, dus het is geweldig ronddolen. Weer zo’n mooie omgeving! Ze grossieren hier in mooie kerken, dus hoe lang het duurt voor ik er genoeg van heb? Maar op deze eerste dag ben ik helemaal blij!
In deze kerk zou het kleed van Christus moeten liggen, meegenomen door een jood uit dit dorpje en begraven onder de kerk.
Ik bewonder de details van de kerk en schiet mooie plaatjes. Super!
Op weg naar de auto geef ik aan dat ik eigenlijk wel trek heb, maar Gabriel heeft een andere planning, haha.
Dus op naar Gori, de geboorteplaats van Stalin die daar (en niet alleen daar) als een held vereerd wordt. Het museum is weinig interessant, met vooral veel foto’s, krantenknipsels en wat al dies meer zij. En schilderijen, van Stalin. Het huis waar hij geboren is, staat onder een bouwwerk afgedekt. De rest van de oude wijk is afgebroken en herbouwd, dit huis is blijven staan. Ik voel me wat ongemakkelijk om hier zoveel entreegeld voor te betalen, maar ja… Na een snelle wandeling door Stalins treincoupe, waar bij blijkbaar veel in verbleef, vind ik het welletjes.
In een restaurant 10x luxer dan ik zou kiezen, eten we een hapje: ik een lobio (kidneybonen en bruine bonen in een klei potje, bubbelend en wel) met zalige granaatappelsap. Dat is een item van het to-do-lijstje qua aten.
Na het eten rijden we door naar Uplishtikhe, een grottenstad die bekend staat als een van de oudste bewoonde plaatsen in de Caucasus. En indrukwekkend is het. Het is hier ook vrij druk en als ik bovenaan een gigantisch lange steile trap ben, bedenk dat ik naar de wc beneden moet, moet ik tegen het verkeer in weer naar beneden. Het zweet gutst van me af als ik ditmaal de twee route neem, over metalen trapjes en steile rotsen met losliggende keien. Ik hou af en toe mijn hart vast: kindjes en trouwens ook volwassenen balanceren op de rand van metershoge rotsen. En geen ouder die zegt: hou mijn hand maar vast. Nee hoor, ren lekker rond en over te pletter vallen denken we gewoon niet na, haha.
Het is inmiddels zo’n 27 graden, met een stralend zonnetje, dus ik vermaak me prima. In de grotten kun je even uit de zon. Er is een hal met 3 ruimtes, een ruimte is vernoemd naar koningin Tamar en boven dit alles torent een mooie kerk uit. Ook hier weer een omslagdoek en mijn eigen hoofddoek, want Orthodoxe christenen hier vinden dat een vrouw een rok aan moet in de kerk. En dat doet ook iedereen braaf, trouwens. Mij maakt het allemaal niets uit.
De kerk is mooi, maar klein en heel druk, waardoor je amper iets ziet. Gauw naar buiten dus, en nog wat ronddolen.
Moe en voldaan stap ik uiteindelijk weer in de auto. En tot mijn grote schaamte moet ik toegeven dat ik van de terugweg (hetzelfde als de heenweg gelukkig) weinig heb meegekregen want hoe ik ook vocht, ik hield mijn ogen niet open in de warme auto. All-nighters zijn ook niet meer te doen, als je 45 bent, haha. Elke zoveel minuten opende ik mijn ogen even, om te constateren dat ik die omgeving al gezien had, en om daarna gewoon weer in te dommelen.
Net bij het binnenrijden van Tbilisi werd ik weer wakker… voldoende uitgerust voor een avondje ronddolen in de oude stad van Tbilisi.
Maar dat bewaar ik maar voor een volgend blogje.