Nadat Amanda gisteren vertelde dat ‘s ochtends de vissers hun vangst binnenbrengen, sta ik op tijd op. En dus loop ik voor 9 uur op het strand. Een strand, niet alleen erg lang maar vooral ook heel breed, en toch bomvol met vissers. Amanda had me natuurlijk verteld dat het er erg veel waren maar toch keek ik mijn ogen uit. Zo ver ik kan kijken zie ik vissersboten: de een nog ouder dan de ander, de netten zo krakkemikkig dat het een wonder is dat er iets gevangen wordt. En groot zijn de vissen niet. Het is vooral kleinere vis, garnalen in soorten en maten (maar geen heel grote) en krill. De vrouwen zitten in groepjes rond lappen of zeil waarop de netten zijn leeggestort en sorteren in vliegensvlug tempo: soort 1 hier, soort 2 daar, krabben zus, garnalen zo, de knalgele vissen apart, alles ligt te spartelen dat het een lieve lust is. Af en toe zie je iets bijzonders: een poeltje waarin een soort visjes met grote snorharen zit (catfish?), een rog met een superlange staart ligt roerloos in ‘t zand. Als ik vraag of ik ‘m mag fotograferen pakt de vrouw ‘m zo net onder de punt van zijn staart en houdt ‘m voor mij in de lucht. Ze wil er zelf bij op.
Als het sorteren zo goed als rond is, gaat alles in grote felkleurige plastic kuipen richting straat of richting markt. Op andere plekken liggen grote cirkels in het zand: kleinere visjes, garnaaltjes en krill worden zo op het zand gedroogd. Hoe dat werkt (al dat zand er tussen) weet ik niet, maar ik zie het overal. Jongens en mannen (en een enkele stoere vrouw) trekken de boten door het lage water het strand op met meterslange touwen. Een zware klus. Anderen klauteren gewoon over de touwen heen, met de grote zware kuipen vol vis op het hoofd. Hier op het strand heeft minstens een op de vijf vrouwen het gezicht ingesmeerd met de gele of oranje klei die de huid moet beschermen tegen de zon. Het is een prachtig gezicht, als is ‘t werk flink zwaar. Er zitten vrouwen volop te sorteren, met een baby tegen de borst geklemd.
Ik loop het hele strand langs, met de voeten in de branding en uitkijkend voor scherp spul, maar glas zie ik niet. Ergens steekt wel een enorm fundament met stenen en vlechtijzer uit het water. Wat het geweest is, kun je niet meer zien. Ik koekeloer overal even of ik nog bijzondere vis zie. Zo ligt er ergens een lange, lichtblauwe vis helemaal in zijn eentje, zie ik ergens anders een paar mooie gele visjes die ik wil fotograferen maar zelfs die moeten, met de bek open richting camera, met de vrouwen op de foto. En als de ene er niet op blijkt te staan, dan is ze ook nog teleurgesteld.
Heel incidenteel spreekt iemand me aan, meestal uit interesse (niet een visser, maar een koper die hier al op het strand staat, de vissers spreken veelal geen Frans) en soms om te kijken of ik interesse heb in een trip.
De zon brandt inmiddels flink, dus ik ga even terug naar ‘t hotel om me op te frissen. Klaar voor de middag!
Naast mijn hotel ligt een vreselijk armoedig stukje vissersdorp. De hutjes bestaan uit oude plankjes en gevlochten rietmatten. De was hangt ervoor te drogen, de kindjes zie ik ‘s morgens net over ‘t veldje geparkeerd worden om gehurkt hun behoefte te doen, precies daar waar bij hoogtij het mangrovewater het wel weer wegspoelt. In hetzelfde water, 3 meter verderop halen vissers hun netten door het water, tot over hun knieën in de diepe mangrovemodder gezonken. Het is een heel triest geheel, dat ik even genegeerd heb maar dat je niet over het hoofd kunt zien. De hutjes zijn zo wankel, met zoveel kieren. Je vreest een regenbui of, god verhoede het, een stevige wind. De kindjes lijken de hele dag rond het huis te scharrelen en niet naar school te gaan. Gek genoeg worden gebakken snacks trouwens ook bijzonder vaak verkocht in een uit een schrift gescheurd stukje papier. Althans, voor mij als vaza (buitenlander). De locals nemen ze zo op de hand mee.
Omdat het vissersdorpje hier ligt, is hier ook de eindhalte van de taxi-be. Ik besluit nu maar eens eindelijk de taxi-be te gebruiken, omdat ie toch maar een kant op gaat. Voor 300 ariary (8,5 cent) mag je mee. De taxi-be zit zo vol. Vrouwen schuiven hun plastic kuipen vol vis onder de banken, je stapt er achterin, vis de openslaande deuren. De mijne heeft het opschrift ‘gevelrenovatie’, haha. Dat ie aangeduwd moet worden door 4 mannen voor de motor aanspringt, mag de pret niet drukken. Netjes voor de markt, 2 km verderop, kun je uitstappen.
Het kleine marktje is warm en bedompt. De straatjes zo nauw dat twee mensen elkaar alleen zijdelings kunnen passeren. En toch staan er, overal, grote potten eten te koken op houtskoolvuurtjes, staan er frituurpannen met borrelend vet tussen, spelen er kindjes naast en vonken de vuurtjes vrolijk alsof er geen mensen tussen zitten en rondlopen.
Eén gang verkoopt alleen maar koffie met kwarten stokbrood om erin te dippen. Bij sommige staat spierwitte boter op tafel. De vliegen zitten hier in drommen dik. Gek genoeg trekt de ongekookte rijst erg veel bijen. Raar. Iets verderop verkopen ze de Malagasy gerechten, stoofpotten, van ondefinieerbaar vlees met grote porties rijst. De staple hier in Madagaskar.
Dieper de markt in verkopen ze van alles en nog wat: van doeken, dekens, tassen tot keukenspullen. De pannen zijn veelal van aluminium. Hoe gezond zou dat zijn?
Ik laat me op de markt verleiden door twee mooie grote lepels van aluminium. Als ik bij de bank weer zoveel geld heb opgehaald dat het niet eens meer achter mijn beha past (de veiligste plek) en ik alle winkeltjes, kraampjes en straatverkopers gezien heb, koop ik nog snel vijf minizakjes met zoete en zoute pinda’s en een gebakken banaantje voor nog geen 3 cent. Ik blijf me verbazen over de prijzen. Als ik langs de winkel loop, zie ik 2 morsige kleine kindjes met het blikje 7-up dat ik heb laten staan. Omdat het ding bijna 90 cent kost ga ik er tenminste van uit dat het het blikje is dat ik halfvol heb laten staan.
Voor een (erg late) lunch ga ik naar Chez Maggie, die enorme garnalen blijven me trekken. Net als ik ze op tafel heb staan, komt Amanda binnen. Ik voel me betrapt, maar we moeten er allebei hard om lachen want zij kon ze ook niet weerstaan. Alleen heeft ze pech: de voorraad is op en ik heb de laatste! Uiteindelijk kletsen we ook deze lunch zo weer een paar uur weg. Haar trip zit erop, ze vertrekt morgen met de taxi-brousse naar Tana. We wisselen allerlei tips voor Tana uit, maar ook over boeken, tv-series en uiteindelijk doe ik de rest van de dag geen drol meer. Ik krijg van haar een boek en niet veel later klopt ze op de deur. Op de markt zag ze nog een andere, mooie lepel. Dus die heeft ze als kadootje voor me gekocht. Erg aardig!